Ga naar de hoofdinhoud
main content, press tab to continue
Artikel | Pensioen Update

AFM kritisch over uitvoeringspraktijk variabele uitkeringen

Vormgeving variabele uitkering behoeft verbeteringen

Door Wichert Hoekert en Martin Jonk | April 29, 2021

AFM rapport over de Wet verbeterde premieregeling suggereert meerdere verbeteringen.
Retirement
Pensioenakkoord

De AFM heeft op 13 april een rapport uitgebracht over de Wet verbeterde premieregeling, die sinds 2016 van kracht is. In het rapport stelt de AFM vast dat de uitkeringspraktijk op verschillende aspecten verbetering behoeft. Pensioenuitvoerders houden in de vormgeving van de variabele uitkering niet altijd voldoende rekening met de kenmerken (waaronder de risicobereidheid) van hun deelnemers, en ze begeleiden hun deelnemers niet altijd voldoende op de momenten waarop zij keuzes moeten maken. De AFM geeft aan dat de aanbevelingen die in het rapport zijn opgenomen met name ook relevant zijn voor de toekomstige contractsvormen volgens het pensioenakkoord.

Per einde 2019 waren er in Nederland in totaal 1,4 miljoen actieve deelnemers met een premieovereenkomst, en 2,5 miljoen slapende premiekapitalen. Deze waren ondergebracht bij de 60 pensioenfondsen, 11 verzekeraars en 7 PPI’s die op dat moment premieovereenkomsten uitvoerden. Hoewel de aantallen actieven deelnemers voor verzekeraars, pensioenfondsen en ppi’s elkaar niet veel ontlopen, is het belegd vermogen bij verzekeraars aanzienlijk hoger – niet alleen omdat daar meer slapers zijn, maar ook omdat de gemiddelde kapitalen per deelnemer aanzienlijk hoger zijn: gemiddeld ongeveer 20.000 euro bij een verzekeraar, ongeveer 15.000 euro bij een PPI en ongeveer 6.000 euro bij een pensioenfonds. Al die drie gemiddeldes liggen ver beneden de gemiddelde waarde van een aanspraak in een uitkeringsregeling bij een pensioenfonds of verzekeraar, die volgens de AFM rond de 60.000 euro ligt. Van 5 pensioenfondsen stelt de AFM vast dat zij alleen de variabele uitkering aanbieden, en van 17 dat zij alleen de vastgestelde uitkering aanbieden. 3 pensioenfondsen bieden beide aan, en de AFM telt 35 fondsen die geen uitkeringsfase aanbieden. Dat laatste aantal lijkt ons overigens aan de hoge kant.

Opvallend is dat slechts 6% van de deelnemers die in 2019 pensioneerden kozen voor een variabele uitkering. Dat ondanks de lage rente, die ten tijde van het wetgevingstraject mede aanleiding was voor het ministerie om te verwachten dat niet minder dan 90% die voorkeur zou hebben. Het lage percentage dat de AFM waarneemt is in lijn met de observaties in de Evaluatie van de Wet verbeterde premieregeling uit 2019, en ook wij constateerden in onze Evaluatie nettoregelingen dat ook onder die deelnemers de keuze voor variabele uitkeringen niet heel veel hoger lag.

De Wet verbeterde premieregeling laat ruimte in de vormgeving van de uitkeringsfase, en het onderzoek van de AFM wijst uit dat die ruimte wordt benut. Het percentage zakelijke waarden loopt, bijvoorbeeld bij leeftijd 90, uiteen van nihil tot boven de 70%, en de ingerekende vaste daling loopt uiteen van -1% tot +2,5%. Gemiddeld wordt uitgegaan van een spreidingsperiode van drie jaar.

Communicatie aan deelnemers is niet altijd volledig en ook niet altijd correct, constateert de AFM. Een informatie-element dat bijvoorbeeld regelmatig ontbreekt in de communicatie aan deelnemers is de uitkeringshoogte na tien jaar. De AFM acht juist dat van belang, omdat daarin de effecten van vaste daling en spreidingsmechanisme tot uiting komt. In de productontwikkeling lijkt een rol te hebben gespeeld dat deelnemers hun keuze met name zouden baseren op de initiële uitkeringshoogte – hoewel uit het lage percentage dat uiteindelijk kiest voor variabele uitkeringen mag worden opgemaakt dat defaultvolgend gedrag in nog veel hogere mate bepalend is gebleken.

Pensioenfondsen met een variabele uitkeringsfase bieden doorgaans slechts één beleggingsprofiel aan in die uitkeringsfase, terwijl ze in de opbouwfase doorgaans wel keuze in risicoprofiel toestaan. De AFM merkt daarbij op het onwaarschijnlijk te vinden dat fondsen die in de heterogeniteit van hun populatie reden zien dat onderscheid mogelijk te maken in de opbouwfase geen heterogeniteit in hun populatie zouden kennen in de uitkeringsfase.

Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Wichert Hoekert of Martin Jonk.

Auteurs

Member of the Retirement leadership team

LinkedIn|Twitter



Related content tags, list of links Artikel Pensioen Update Pensioen Pensioenakkoord Nederland
Contact us